Wet verplaatsing bevolking gaat gebruikt worden. Dit is echt een noodwet (1)

Gebruikersavatar
noumoe
Site Admin
Site Admin
Berichten: 5550
Lid geworden op: 22 nov 2020 15:27
Contacteer:

Wet verplaatsing bevolking gaat gebruikt worden. Dit is echt een noodwet (1)

Bericht door noumoe »

Wet verplaatsing bevolking gaat gebruikt worden. Dit is echt een noodwet (1)

https://wetten.overheid.nl/BWBR0002097/2021-07-01

Wet verplaatsing bevolking
Geraadpleegd op 05-04-2022.
Geldend van 01-07-2021 t/m heden

Wet van 10 juli 1952, houdende voorzieningen aangaande de verplaatsing van bevolking voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden, bepalingen vast te stellen betreffende de verplaatsing van bevolking in het belang van haar veiligheid, van de instandhouding van het maatschappelijk leven of van de uitoefening van de taak van de krijgsmacht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1
Deze wet begrijpt onder:

verplaatsing van bevolking: de gehele of gedeeltelijke ontruiming van een gebied en de daaruit voortvloeiende afvoer, huisvesting en verzorging van bevolking en de daarmede samenhangende registratie, alsmede de voorbereidingen hiertoe;

Onze Ministers: Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Defensie gezamenlijk.

Artikel 2
1Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 2a, 2b, 2c, 2e, 3, 4, 5, eerste lid, 6, 7, eerste lid, en 8, eerste lid, gezamenlijk of afzonderlijk in werking worden gesteld.

2Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.

3Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.

4Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.

5Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.

6Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.

Artikel 2a
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.]

Onze Ministers kunnen verplaatsing van de bevolking gelasten in het belang van haar veiligheid, van de instandhouding van het maatschappelijk leven of van de uitoefening van de taak van de krijgsmacht.

Artikel 2b
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.]

Onze Commissaris in de provincie of de burgemeester kunnen krachtens een algemene of bijzondere machtiging van Onze Ministers in het belang van de veiligheid van de bevolking of van de instandhouding van het maatschappelijk leven verplaatsing van bevolking gelasten.

Artikel 2c
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.]

Deze wet is tevens van toepassing op volksverplaatsingen op grote schaal, welke niet het gevolg zijn van een last tot verplaatsing.

Artikel 2d
Indien artikel 2a of 2b wordt toegepast in geval van rampen, alsmede van dreigend gevaar voor het ontstaan daarvan, treedt Onze Minister van Binnenlandse Zaken in de bevoegdheden, welke deze wet aan Onze Ministers toekent.

Artikel 2e
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.]

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorlopige voorzieningen worden getroffen, welke naar Ons oordeel in verband met de verplaatsing van bevolking noodzakelijk zijn. In bedoelde voorzieningen kan van de bevoegdheden die in andere wettelijke bepalingen aan andere overheidsorganen zijn toegekend, worden afgeweken.

Artikel 3
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.]

1Onze Ministers, en indien deze de verplaatsing van bevolking gelasten, Onze Commissaris in de provincie en de burgemeester kunnen bepalen, welk gebied voor ontruiming in aanmerking komt, wie verplicht is dit te verlaten en wie verplicht is tot achterblijven.

2Onze Ministers of de door hen aangewezen autoriteiten bepalen, welk gebied voor opneming van de te verplaatsen bevolking in aanmerking komt.

Artikel 4
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.]

1De burgemeester is, voorzover uit deze wet niet het tegendeel blijkt, in zijn gemeente belast met de uitvoering van een krachtens artikel 2a of artikel 2b gelaste verplaatsing van bevolking.

2Indien het de ontruiming en de afvoer betreft kunnen Onze Ministers en indien het de huisvesting en verzorging betreft kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken richtlijnen of aanwijzingen geven of doen geven aan de burgemeester met betrekking tot diens in het vorige lid omschreven taak.

Artikel 5
1[Red: Dit lid is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit lid in werking treden.]

De burgemeester kan in zijn gemeente met betrekking tot de verplaatsing van bevolking bij verordening gedragsregels en andere voorschriften vaststellen. Hij kan in bijzondere gevallen bevelen geven.

2De verordeningen worden bekendgemaakt door plaatsing in het gemeenteblad en worden voor zoveel nodig ook op een andere door de burgemeester te bepalen wijze algemeen bekendgemaakt. Zij worden terstond aan Onze Commissaris in de provincie medegedeeld.

3De verordeningen kunnen, voor zover zij met de wetten of het algemeen belang strijden, door Ons worden geschorst binnen een maand, nadat zij ter kennis van Onze Commissaris in de provincie zijn gebracht. Indien het algemeen belang zulks dringend eist kan Onze Commissaris in de provincie overgaan tot voorlopige buitenwerkingstelling voor ten hoogste veertien dagen; alsdan doet hij hiervan onmiddellijk mededeling aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

4De verordeningen kunnen in de gevallen, bedoeld in het derde lid, door Ons worden vernietigd.

5De artikelen 274 tot en met 280 van de Gemeentewet (Stb. 1992, 96) zijn van toepassing.

6Bevelen worden, indien mogelijk, schriftelijk gegeven.

Artikel 6
[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.]

1De burgemeester van een geheel of ten dele te ontruimen gemeente kan voor elk transport van af te voeren bevolking een of meer transportleiders aanwijzen. Gelijke bevoegdheid komt toe aan de door Onze Ministers aangewezen autoriteiten, indien bij de afvoer de grenzen van de gemeente van ontruiming worden overschreden.

2De transportleiders staan onder de bevelen van de burgemeester, indien bij de afvoer de grenzen van de gemeente van ontruiming niet worden overschreden. In het andere geval staan zij, indien daartoe aanleiding bestaat, onder de bevelen van de door Onze Ministers aangewezen autoriteiten.

3De transportleiders zijn belast met het handhaven van de orde in het transport en kunnen met het oog daarop bevelen geven.

Artikel 7
1[Red: Dit lid is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit lid in werking treden.]

De burgemeester kan ten behoeve van verplaatste en te verplaatsen personen hetzij het beschikbaar stellen in gebruik van woonruimte, gebouwen en andere onderkomens, zo nodig met inventaris, hetzij onderbrenging, al of niet met onderhoud, vorderen. De vordering kan in werking treden zodra de beslissing daartoe is bekendgemaakt op de daarbij bepaalde wijze.

2Onderbrenging in de zin van deze wet omvat het beschikbaar stellen in gebruik van vertrekken met nachtligging, meubilair, alsmede verwarming en verlichting of plaats in een verwarmd en verlicht vertrek, ter keuze van de bewoner. Onderhoud in de zin van deze wet omvat het verschaffen van spijs en drank.

3Van iedere vordering wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk bewijs, waarin de aard, de omvang en de tijdsduur van de vordering omschreven zijn, uitgereikt aan de belanghebbende, zijnde degene, die krachtens recht van eigendom, bezit, gebruik of uit anderen hoofde de woonruimte of de goederen die in de vordering begrepen zijn, in gebruik heeft.

4Indien de tijdsduur van een vordering meer bedraagt dan drie dagen kan de rechthebbende daartegen beroep instellen bij de commissie, bedoeld in artikel 16.

5Onze Minister van Binnenlandse Zaken stelt nadere regelen vast omtrent de toepassing van de eerste twee leden.

Artikel 8
1[Red: Dit lid is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit lid in werking treden.]

Onze Minister van Binnenlandse Zaken of een door deze aangewezen autoriteit kan in het belang van de volksgezondheid, dan wel met het oog op de gezondheid, de leeftijd of het gedrag van de verplaatste persoon, aan deze, en zo nodig ook aan degenen die met hem samenwonen, een bijzondere verblijfplaats aanwijzen en het verblijf aldaar aan voorschriften onderwerpen.

2Tegen deze aanwijzing en voorschriften kan beroep worden ingesteld bij de commissie, bedoeld in artikel 17.

3Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de huisvesting en de verzorging van de personen, aan wie krachtens het eerste lid een bijzondere verblijfplaats is aangewezen.

Artikel 9
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gegeven omtrent:

a.de registratie van verplaatste personen;

b.de terugkeer van verplaatste personen.

Artikel 10
1Uit de openbare kas worden geen kosten vergoed, voortvloeiende uit de verplaatsing van bevolking, voor zover in de volgende leden niet anders is bepaald.

2De kosten van vervoer kunnen geheel of gedeeltelijk voor rekening van het Rijk komen.

3De gemeente, waar het gebruik, de onderbrenging of het onderhoud krachtens een vordering, als bedoeld in artikel 7, plaats vindt, verstrekt een door de burgemeester vastgestelde vergoeding aan degene, van wie gevorderd is. Deze vergoeding komt ten laste van degene te wiens behoeve de vordering heeft plaats gehad. Tegen de vastgestelde vergoeding kan degene van wie gevorderd is, alsmede degene te wiens behoeve gevorderd is beroep instellen bij de commissie, bedoeld in artikel 16.

4In geval van onmacht tot het geheel of gedeeltelijk dragen van de kosten van de huisvesting en de verzorging, waaronder mede worden verstaan de kosten van de in het vorige lid bedoelde vergoeding, komen deze kosten ten laste van de gemeente, waar de huisvesting en de verzorging geschieden, dan wel bij toepassing van artikel 8, ten laste van het Rijk.

5De kosten, door de gemeente of het Rijk gemaakt bij de toepassing van het vorige lid, kunnen worden verhaald op degene te wiens behoeve zij gemaakt zijn, en, voor zover dit niet mogelijk blijkt, op hen die ingevolge de wet tot onderhoud van dezelve verplicht zijn, de echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner daaronder begrepen.

6Onze Minister van Binnenlandse Zaken stelt, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën regelen vast omtrent de toepassing van de leden 2-5.

Artikel 11
De kosten voor de gemeente, voortvloeiende uit de verplaatsing van bevolking zijn verplichte uitgaven in de zin van artikel 193, onder b, van de Gemeentewet.

Artikel 12
1Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur regelen, volgens welke aan de gemeenten een bijdrage uit 's Rijks kas beschikbaar wordt gesteld ter tegemoetkoming in of tot goedmaking van de gemeentelijke kosten terzake van de verplaatsing van bevolking.

2Binnen drie maanden na het vaststellen van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het vorige lid, wordt door Ons een voorstel van wet aan de Staten-Generaal gedaan tot bevestiging daarvan. De bevestiging geschiedt in de vorm van vaststelling van de regeling, al dan niet gewijzigd, bij de wet.

Artikel 13
[Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 14
[Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 15
1Onze Minister van Binnenlandse Zaken bedient zich in elke provincie van één of meer Commissarissen Verplaatsing Bevolking en Substituut Commissarissen Verplaatsing Bevolking. Deze worden door Ons benoemd, geschorst en ontslagen. Zij worden benoemd voor de tijd van vijf jaren. Zij treden af op de eerste van de maand, volgende op die waarin zij de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt, tenzij Onze Minister van Binnenlandse Zaken ontheffing verleent.

2Onze Ministers stellen een instructie voor hen vast.

Artikel 16
1Gedeputeerde Staten stellen een commissie in, welke in hoogste ressort beslist op beroep tegen vorderingen, als bedoeld in artikel 7 en tegen vastgestelde vergoedingen, als bedoeld in artikel 10, derde lid.

2De leden van de commissie worden benoemd, geschorst en ontslagen door Gedeputeerde Staten.

3Zo nodig stellen Gedeputeerde Staten meer dan één commissie in. In dat geval bepalen zij het rechtsgebied van elke commissie.

4Gedeputeerde Staten stellen nadere regelen vast omtrent de samenstelling en de werkwijze van de vorenbedoelde commissies.

5De kosten van de commissies komen ten laste van het Rijk.

Artikel 17
1Wij stellen een commissie in, welke in hoogste ressort beslist op beroep tegen aanwijzingen en voorschriften, als bedoeld in artikel 8.

2De leden van de commissie worden benoemd, geschorst en ontslagen door Ons.

3Zo nodig stellen Wij meer dan één commissie in. In dat geval bepalen Wij het rechtsgebied van elke commissie.

4Onze Minister van Binnenlandse Zaken stelt nadere regelen vast omtrent de samenstelling en de werkwijze van de vorenbedoelde commissies.

Artikel 18
1De burgemeester en de door deze aangewezen personen, de Commissarissen Verplaatsing Bevolking, de Substituut Commissarissen Verplaatsing Bevolking de leden der commissies van beroep, bedoeld in de artikelen 16 en 17, de autoriteiten, bedoeld in de artikelen 6 en 8, benevens de transportleiders, bedoeld in artikel 6, hebben toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

2Een machtiging tot binnentreden als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden (Stb. 1994, 572) kan worden gegeven door de commissaris van de Koning en de Commissaris Verplaatsing Bevolking.

3De personen, bedoeld in het eerste lid, kunnen zich bij het betreden door andere personen doen vergezellen.

Artikel 19
1Overtreding van het bij of krachtens een der artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

2Dit feit is een overtreding.

Artikel 20
1Opzettelijke overtreding van het bij of krachtens een der artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 bepaalde wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.

2Dit feit is een misdrijf.

Artikel 21
1Overtreding van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 9, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van deze wet aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

2Dit feit is een overtreding.

Artikel 22
[Vervallen per 01-09-1976]

Artikel 23
Met het opsporen van de feiten, bij of krachtens deze wet strafbaar gesteld, zijn, behalve de ambtenaren, aangewezen bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de overige militairen van het wapen der Koninklijke Marechaussee, en de door de burgemeester aangewezen personen in dienst der gemeente, alsook voor wat betreft het niet nakomen van een bevel, als bedoeld in artikel 6, vierde lid, de transportleiders.

Artikel 24
[Vervallen per 01-05-1997]

Artikel 25
[Vervallen per 01-05-1997]

Artikel 26
[Vervallen per 01-05-1997]

Artikel 27
[Vervallen per 01-05-1997]

Artikel 28
De maatregelen, krachtens deze wet genomen, blijven zonder gevolg, voorzover zij onverenigbaar zijn met maatregelen, krachtens enige andere wet genomen ten behoeve van de militaire verdediging.

Artikel 29
Deze wet kan worden aangehaald als "Wet verplaatsing bevolking".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 10 Juli 1952.

JULIANA.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. DREES.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

BEEL.

De Minister zonder Portefeuille,

TEULINGS.

De Minister van Oorlog,

C. STAF.

Uitgegeven de eerste Augustus 1952.
De Minister van Justitie a.i.,

BEEL.
Plaats reactie

Terug naar “Politiek & Wetten”